De familie Klein was met veengebied in Valthermond verweven. Vader Eit Klein en moeder Anna Klein van der Lei waren ook in het veen werkzaam. Pieter had twee oudere zussen en een oudere broer. Na Pieter zijn er nog twee zussen en twee broers bij gekomen. Het gezin woonde toen in een dubbele veenarbeiders woning op plaats 92 aan het Noorderdiep 39 te Valthermond.
Zelfs de grootouders van Pieter, Reinder Klein en Tjietske Poelman werkten in de Valthervenen. De familie Klein heeft meegewerkt aan de veenafgraving in ons dorp, van Valthermond-oost, en het eindigde in Valthermond-west.
In 1940 werkte de familie Klein nog op plaats 93 aan het Noorderdiep. Toen het veen in Valthermond was afgegraven heeft Pieter zijn vader in het Exloërveen in 1941 een perceel veen gekocht dat nog moest worden ontgonnen. Pieter werkte nog tot 1945 mee in het veen met zijn ouders.
Omdat er in het veenbedrijf geen toekomst meer zat moest Pieter omzien naar ander werk. Net zoals de vele gezinnen uit Valthermond vertrokken ook zijn twee broers Derk en Reinder uit het veengebied met hun gezin naar verre oorden. Derk emigreerde op 16 oktober 1954 met zijn gezin naar Australië en zijn broer Reinder volgde hem op 13 december 1955.
Foto gemaakt omstreeks 1925 tijdens het werk in het veen in Valthermond.
Achterste rij: 1. Anna Klein – van der Lei 2. mevr. Popken 3. Boukje Blanken-Pak 4. Jantje Leeuwinga 5. Willem Zweep 6. Jan Popken
Voorste rij: 1. Harm Kiewiet 2. Eit Klein 3. Koenraad Leeuwinga 4. Linie Idema 5. Harmina Leeuwinga
Studeren was er in de oorlogsjaren niet bij en Pieter had alleen maar de lagere school en een cursus Algemene Ontwikkeling. Zijn politieloopbaan begon niet op een politieschool maar gewoon door met oudere politiemensen op patrouille te gaan. In 1945 kwam Pieter bij de marechaussee in Zweeloo. In 1946 werd de taak van de Koninklijke Marechaussee over genomen door de Rijkspolitie en kwam er een gedegen opleiding voor de politiemensen die na de oorlog werden aangesteld. Daarvoor ging Pieter zes weken naar Groningen. En door zelfstudie kwam Pieter ook nog in het bezit van een politiediploma. Op zijn dertigste was Pieter een van de jongste die over de nodige papieren beschikte. In de na-oorlogse jaren was er grote toeloop van personeel en de bevorderingsmogelijkheden was niet erg groot. Toch werden zijn studieresultaten beloond.
Na zijn overplaatsing naar Rolde volgde zijn benoeming in 1964 tot Postcommandant in Abbekerk en in 1968 plaatsvervangend groepscommandant in Coevorden. Twee jaar later volgde een overplaatsing in de zelfde functie naar de groep in Borger. Ook na de fusie van de groepen Borger en Odoorn, in 1976, zat de toenmalige opperwachtmeester Pieter Klein daar op de dezelfde post. Pieter werd wel bevorderd tot Adjudant. En aan het eind van zijn politieloopbaan, hij had nog vijftien maanden te gaan, volgde zijn benoeming op 1 maart 1979 als groepscommandant. In mei 1980 nam commandant Pieter Klein afscheid van de rijkspolitie Borger.
Pieter heeft in zijn loopbaan heel veel meegemaakt, wat hij zich nog goed kan herinneren is de stormramp in Zeeland. In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 breken de dijken door in Zuidwest- Nederland. Een vreselijk noordwesterstorm met orkaankracht raast over het land en de zee. Alhoewel die rampzalige overstroming nu in 2013 alweer zestig jaar geleden is kan Pieter zich dat nog als de dag van gisteren herinneren, zijn echtgenote maakte hem die nacht wakker met de mededeling dat hij moest opstaan want ze moesten helpen in een zwaar geteisterde overstromingsgebied in Zeeland. De hulpverleners zijn toen met de bus vertrokken richting Zeeland. Pieter en de andere hulpverleners verbleven daar enkele weken en boden hulp daar waar nodig was. Voor deze hulpactie van de Rijkspolitie heeft Pieter een veelzeggende oorkonde ontvangen, zeker de moeite waard om die hier te laten zien. Veenbranden
In die jaren heeft Pieter ook nog enkele veenbranden meegemaakt. Gelukkig niet zo’n fatale veenbrand als die van 21 mei 1917. In het veen werden door de veenarbeiders veelal koffie gezet op een vuurtje van enkele turven. Dit was in een droge voorjaar, met de kans op een veenbrand, zeer gevaarlijk. En ook stonden er in de maanden april, mei en juni, vele stoommachines voor het maken van baggerspecie en persturven. Deze machines werden gestookt met turf en kienhout. Tijdens het draaien van deze machines kwamen uit de schoorsteenpijp vonken vrij, die ook gevaar op leverden voor beginnende veenbranden. Bij brandgevaarlijke omstandigheden werden er aan masten korven gehesen. Dit was het teken dat er geen koffievuurtjes mochten branden en dat de stoommachines stil moesten staan en het vuur diende te worden gedoofd. Voor het naleven hiervan werd gecontroleerd door de gemeenteveldwachter. In de tijd van Pieter was dat veldwachter Zikken. Deze had als bijnaam, “ Vonkenvanger ”. Dat het ondanks deze maatregelen nog wel eens mis kon gaan, bleek uit meerder veenbranden, die Pieter heeft meegemaakt. Deze konden echter worden geblust voor het zich tot een grote omvang kon uitbreiden. Daar zijn ouders de rampzalige veenbrand van 1917 hadden meegemaakt waren zij doodsbang voor vuur in droge tijden. In 1928 deed zich ook zo’n dreigende brand voor. Hij weet nog dat zij als kinderen van school werden gehaald om zo snel mogelijk te kunnen vluchten.